Alles over bladbemesting

In gesprekken over bladbemesting rijst vaak de vraag of deze teeltmaatregel zin heeft. De opname van mineralen is immers het werk van de wortels. Dat klopt, maar ook het blad levert een behoorlijke bijdrage, bevestigt wetenschappelijk onderzoek keer op keer. Het blad van de meeste plantensoorten is zelfs zeer geschikt voor de opname van water, aminozuren en mineralen. Het aanbod mag breder zijn dan u denkt.

Planten hebben in de loop van hun evolutie meerdere systemen ontwikkeld om onder slechte omstandigheden te overleven en zich met succes voort te planten. Voedingsopname via het blad is eigenlijk ook zo’n onmisbaar back-up systeem.

Een mooi voorbeeld vinden we in donkere regenwouden. In deze bossen met hoog opgaande bomen krijgen laag blijvende kruiden en heesters geen direct zonlicht. Daardoor staat de fotosynthese op een laag pitje en maken ze weinig suikers aan voor groei en afgifte aan de wortels. Wat de wortels aan suikers ontvangen, sturen zij grotendeels de omliggende grond in als voedsel voor micro-organismen. Deze maken vervolgens mineralen vrij voor opname door mycorrhiza en wortelhaartjes.

Hulp van boven

Bij een laag fotosyntheseniveau komen er minder suikers in de grond kan de plant weinig voedsel opnemen. Zij zouden in deze omstandigheden nooit lang leven. Toch slagen zij daarin door ook via hun bladeren actief aminozuren, mineralen en zelfs humusfracties op te nemen. Deze natuurlijke bladbemesting komt uit de bovenlaag van het bos, waar zich fijne (organische) stofdeeltjes, dode insecten, vogelpoep, algen en mossen verzamelen. De nutriënten die hieruit vrijkomen, vallen bij regen als bladbemesting op de onderliggende planten. Omdat de meeste cultuurgewassen van oorsprong in bossen groeien, kunnen zij bladbemesting doorgaans heel goed verwerken.

Vier mechanismen

Er zijn in principe drie manieren waarop mineralen en aminozuren door het blad kunnen worden opgenomen:via de bladharen (trichomen), via het waslaagje op het blad (cuticula) en door opname en afgifte via cellen (endocytose).

De meeste plantensoorten hebben aan de onderzijde van het blad veel meer huidmondjes dan aan de bovenzijde. Dat is een signaal dat ze niet dol zijn op water. De huidmondjes zijn goed ingericht voor ademhaling en verdamping, maar als opnameorganen zijn zij niet echt geschikt.

Trichomen zijn eencellige uitgroeisels van de opperhuid. Positief geladen mineralen en aminozuren worden via deze uitstulpingen doorgaans goed opgenomen. De negatief geladen planten kunnen ook via hun waslaag positief geladen bladmeststoffen naar binnen trekken.

Bij endocytose worden mineralen die op het blad liggen door een opperhuid ingesloten. Vervolgens komt het insluitsel in de plant vrij en wordt het getransporteerd naar zogenaamde opslagcellen (sink cells), die de mineralen opnemen en bewaren voor later gebruik. Figuur 1 geeft het eerste deel van dit proces weer. Het principe werkt eigenlijk hetzelfde als nicotinepleisters, die via de huid langzaam nicotine afgeven aan het lichaam.

 

Figuur 1. Opname van nutriënten door blad via endocytose.

Nutriëntenaanbod te smal

Al vele decennia wordt er in de hele wereld gewerkt met de 17 bekende macro- en micro-elementen die planten volgens de huidige bemestingsleer nodig hebben. Aangevuld met zuurstof, water en COzijn dat 21 stoffen. Gesteund door recenter onderzoek, dringt het besef door dat planten veel meer uit de bodem opnemen dan tot nu toe werd aangenomen. En dat ook mensen en dieren meer elementen nodig hebben voor een gezond functioneren. Volgens sommige onderzoekers zou het gaan om minimaal 30 tot wel 60 elementen.

Hiertoe behoort ook een flink aantal zeldzame aardelementen. Dit zijn elementen die in vrijwel elk bodemtype in zeer kleine hoeveelheden voorkomen. Onderzoek naar het gebruik van zeer kleine hoeveelheden van de elementen lanthanum en cerium bijvoorbeeld toont bij meerdere akkerbouwgewassen oogstverbetering aan.

Voortschrijdend inzicht

Goed beschouwd is inmiddels bekend dat planten meer dan de 17 basiselementen nodig hebben om gezond te kunnen groeien. Het is ook aannemelijk dat zeldzame aardelementen na vele jaren oogsten en afvoeren niet meer of onvoldoende aanwezig zijn in oude cultuurgronden. Deze bodemverarming kan ook de afnemende voedingswaarde van land- en tuinbouwgewassen in de afgelopen 40 jaar mede verklaren.

Door dit voortschrijdend inzicht zijn zowel onderzoekers als boeren begonnen om oude landbouwgrond te verrijken met steenmeel.  Dit bevat sporenelementen die op geen enkele klassieke meststofanalyse zijn terug te vinden. Vooral in Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk is hier al veel positieve ervaring mee opgedaan.

Snel en praktisch

Er is nog veel onderzoek nodig om alle feiten boven water te krijgen en onzekerheden uit te sluiten. Daar kunnen telers op wachten, maar ze kunnen ook voorsorteren. Dat kan door steenmeel te strooien of, nog beter, een combinatie van steenmeel en gunstige bodembacteriën.

Een snellere manier om te ervaren dat planten een breder aanbod van mineralen waarderen is bladbemesting. Een goede bladbemesting bevat niet al te veel stikstof, veel aminozuren en een keur aan elementen die alleen in organische meststoffen zitten. Planten laten heel snel zien of een bladbemesting al dan niet functioneel is. Voor telers is het een snelle én praktische manier om de plantengroei naar behoefte te sturen en de vruchtzetting en afrijping beter te begeleiden. Bladbemesting is bovendien een natuurlijk fenomeen, dat al bestaat sinds er planten op aarde groeien.