Tijdens de winterperiode kan de bladkwaliteit van sierteelt gewassen onder glas op negatieve wijze beïnvloed worden. Voeding speelt hierbij een belangrijke rol. Weten welke elementen opspelen, biedt de mogelijkheid tot het draaien aan de juiste knoppen.

Uit de diverse plantsap-datasets van snijbloemen in de winterperiode blijkt dat natrium en chloride consistent hoog aanwezig zijn. Kalium blijft in deze analyses sterk onder de streefwaarde. Kalium is voor bladkwaliteit en houdbaarheid van belang omdat het belangrijk is voor de celspanning (turgor). In de winterperiode is de kaliumopname, door de beperkte verdamping, beduidend lager dan in de zomerperiode. Uiteraard is kalium niet de enige factor en kijken we in dit artikel ook naar de belangrijkste andere factoren.

Dit artikel is geschreven naar aanleiding van bevindingen uit de periode winter 2018/2019 en 2019/2020. Gevolgd gewas is de troschrysant.

Bladproblemen door ongebalanceerde opname:


Tijdens de strekkingsfase van het gewas zijn de primaire elementen kalium, nitraat, chloride en calcium noodzakelijk. Kalium zorgt voor het vullen van de cellen waarbij de cel op spanning wordt gezet. Nitraat is met name van belang voor strekking van de plant. Chloride speelt o.a. een belangrijke rol in de balans van EC in de cel en celspanning. Calcium is van belang voor sterke celwanden, voldoende groei en ook specifiek voor het bewaken van energie en hormoon balans in de plant.

Tijdens de winterperiode worden kalium en calcium onvoldoende opgenomen tijdens de strekkingsfase door beperkte sapstroom en onbalans met andere mineralen.

In de bijgevoegde grafieken zijn plantsap metingen gedaan over de gehele groeiperiode van het gewas. Tijdens de strekkingsfase (oranje markering) is de beperkte opname van kalium terug te zien in zowel jong blad (blauwe lijn) en oud blad (rode lijn). De oranje stippellijn is de streefwaarde, opname onder deze lijn duidt op een tekort.

Figuur 1, Kalium aanwezigheid in plantsap

Tijdens dezelfde periode is de beperkte opname van calcium in het jonge blad terug te zien. Voldoende calcium in het jonge blad is essentieel voor ontwikkeling van sterke celwanden en balans in toewijzing van assimilaten. Voldoende calcium in de nieuwe scheuten kan bijv. voorkomen dat er nauwelijks suikers meer naar het wortelmilieu gaan.

Figuur 2, Calcium aanwezigheid in plantsap

Om de kaliumopname te verhogen wordt in de praktijk de EC verhoogd.

Om toch genoeg kalium in de plant te krijgen is het verhogen van de EC een veelgebruikte methode. Dit heeft in de praktijk een averechts effect, vooral wanneer aanwezigheid van chloride in de plantsap al voldoende is. Zekki et al (1996) schreef: “Chlorine is burden which, together with sodium, causes unnecessary increase in ion concentration (EC) in the root area of plants.”

Verhogen van EC bij ruim aanwezige chloride stimuleert in de meeste gevallen juist de opname van natrium en (nog meer) chloride. Dit komt doordat chloride, samen met natrium, de EC verhouding in de wortelzone verstoort. In de zomer ondervindt de plant hier minder hinder van doordat er voldoende water de plant binnen komt. Voldoende wateropname is dan gunstig voor voldoende opname van kalium.

In de winter ontstaat echter een beperkte wateropname, waarbij chloride door middel van een hogere EC in de wortelomgeving de opname van kalium blokkeert. Kunstmatig verhogen van de EC als correctiemiddel heeft daarmee juist een (dubbel) tegengestelde werking. Het faciliteert een nog groter effect van natrium en chloride. Waarbij natrium opname makkelijk 300% boven de streefwaarde voorkomt. Kalium opname blijkt hierbij het onderspit te delven en komt onvoldoende de plant binnen.

Figuur 3, Chloride aanwezigheid in plantsap

Wanneer er tijdens de celstrekkingsfase een tekort aan kalium aanwezig is, heeft de correctie vlak voor afrijping zeer beperkt effect. Plantsapanalyse laat zien dat kalium nog redelijk in de buurt van de streefwaarde komt, maar de kwaliteit van de planten laat een ander beeld zien. Dit onderschrijft het belang van visuele inspectie naast de plantsapdata, zeker bij dergelijke tekorten. Eveneens laat het zien dat tijdig bijsturen noodzakelijk is, waarbij de achterstand later in de teelt nauwelijks kan worden ingehaald.

De opgelopen achterstand veranderen is zeker lastig wanneer nitraatwaarden excessief aanwezig zijn. Substantiële hoeveelheden nitraat is onwenselijk omdat het zorgt voor water tussen de cellen en het de suiker verplaatsing vanuit de cel naar bloem bemoeilijkt.

Figuur 4, Nitraat aanwezigheid in plantsap

Hoe kunt u dit wel corrigeren?


Wanneer kalium beneden peil komt, is de meest snelle methode om via bladbemesting bij te sturen. Afhankelijk van de gekozen meststof is het verstandig om dit te combineren met Fulvic 25 voor betere opname via het blad en snellere mobilisatie in de plant.

Bij een (te) hoog chloridegehalte in de plant in de winter is het verstandig om een mono-kalium vorm te gebruiken voor versnelde opname. Immers brengen kaliumchloride en kaliumsulfaat, verschillende ballaststoffen. Hierdoor is een bladbespuiting met monokaliumfosfaat (MKP) de meest snelle oplossing, omdat er geen omzetting meer nodig is. Daarnaast wordt hiermee de blokkade door chloride in de wortelzone omzeild. De beste toepassing wordt behaald door Fulvic 25 te combineren met MKP, Fulvic 25 zorgt voor snellere opname en mobilisatie van kalium in de plant.

Structurele verbetering


Uiteindelijk moet een lange termijn oplossing worden bereikt. Dit kan worden gedaan door op het moment van de celstrekkingsfase de kaliumwaarde in het blad te monitoren. Een beperkte aanvoer van kalium in deze fase is inherent aan een kwaliteitsproblemen later in de teelt. Bladtoepassing van kaliummeststoffen kan dan uitkomst bieden. Afhankelijk van de bodemanalyse kan een kalium gift in het najaar dit effect ondersteunen.

Let op, het is belangrijk om kaliumbespuitingen pas uit te voeren tijdens de celstrekkingsfase. Kaliumbespuitingen tijdens de celdelingsfase (de fase voor de strekkingsfase), kan de celdeling negatief beïnvloeden. Hierdoor is de plant niet (voldoende) in staat om nieuwe cellen aan te maken en kunnen groeiproblemen ontstaan die pas later in de teelt zichtbaar worden. Beperkte lengtegroei kan hier een voorbeeld van zijn.